de huisarts bij ≥ 65 jaar met atriumfibrilleren (> 48 uur) een antitrombotisch middel moet geven; < 65 jaar → cardioloog; uitzondering: mannen 65-75 jr met CHA2DS2-VASc-score 1.
NHG aanraadt: antistolling met cumarine derivaat, bij contra-indicatie: acetylsalicylzuur.
NOAC’s in aanmerking komen op voorschrift cardioloog.
jaarlijks gecontroleerd moet worden op verschijnselen van hartfalen en of de CHA2DS2-VASc-score veranderd is.
er een indicatie bestaat voor frequentieverlagende medicatie bij een ventrikelfrequentie in rust van ≥ 110 per minuut of bij patiënten met klachten bij inspanning.
1e keus metoprolol is met verlengde werking.
bij contra-indicatie een calciumantagonist gegeven wordt.
digoxine 1e keus is voor frequentieverlaging bij patiënten met (een vermoeden van) hartfalen.
digoxine toegevoegd wordt aan een van deze middelen als maximale dosering daarvan onvoldoende effect heeft.
bij een deel van de patiënten met de beslisregel samen met een D-dimeer bepaling zowel DVT als longembolie met grote waarschijnlijkheid uitgesloten kan worden.
ook de huisarts de behandeling met heparine (LMWH) samen met cumarinetherapie in mag stellen.
de NOAC’s ook geregistreerd zijn voor de behandeling en secundaire preventie van diepe veneuze trombose en longembolie.