Een leidinggevende stuurt op de bovenstroom: alles wat zichtbaar, tastbaar en helder is. Het zijn de concrete aspecten van het werk: het overleg, de rapportage, de structuren, de planning, roosters etc. Daarnaast stuurt een leidinggevende ook op de onderstroom: alles wat te maken heeft met de samenwerkingsprocessen binnen de praktijk. Tijdens deze cursus wordt ingegaan op facetten van de bovenstroom en de onderstroom. Als leidinggevende wordt veel van u gevraagd; u wordt regelmatig aangesproken in uw rol als leidinggevende en dat vergt ander gedrag dan in andere rollen die u vervult. Het gedrag dat past bij een rol, past niet altijd bij de persoon die deze rol vervult. Hierin ligt de uitdaging van het leidinggeven. Het is belangrijk dat u zich hier bewust van bent. De rol van leidinggevende is een professionele rol en vereist professioneel gedrag. Om dit goed uit te kunnen voeren, dient u dit gedrag te ontwikkelen. In deze cursus leert u over de rol van de leidinggevende en het gedrag dat bij deze rol past.

Deze cursus bestaat uit een module en een eindtoets.

Na het volgen van deze cursus:

• kent u het verschil tussen inhoud en relatie.
• bent u bekend met verschillende stijlen in leidinggeven, zoals directief en coachend.
• weet u een boodschap helder over te brengen, ofwel verwachtingen te expliciteren.
• kunt u omgaan met bezwaren, weerstanden en tegenstellingen.
• kunt u goed luisteren naar wat een ander beweegt.
• weet u hoe u conflicten kunt vermijden (niet laten oplopen) en hanteren.
• kunt u motiveren en stimuleren.
• kent u de juiste manier van corrigeren en feedback geven.
• weet u hoe u moet omgaan met emoties of weerstand.
• weet u hoe u de objectiviteit bewaart als leidinggevende.
• weet u hoe u op de juiste manier delegeert.

Deze cursus geeft antwoord op vragen over leidinggeven zoals:

• Wat wordt er van u verwacht?
• Op welke manier geeft u sturing en waarom?
• Welke stijlen van leidinggeven zijn er?
• Wat is het belang van heldere verwachtingen kunnen overbrengen?
• Hoe gaat u om met mensen?
• Hoe komt u over en hoe reageert u op anderen?
• Kunt u motiveren, interesseren, delegeren, complimenteren?
• Kunt u een ander op de juiste manier aanspreken op ongewenst gedrag?